Wanneer en voor wie zijn opstellingen geschikt?

Soms staat een lichamelijk, emotioneel of mentaal probleem steeds opnieuw in de weg om vol te leven. Een (familie) opstelling laat snel en zonder veel woorden zien wat de onbewuste oorzaak is achter ons gedrag. Opstellingen helpen om de tot nu toe verborgen verbanden te zien met het grotere geheel waar we onderdeel van zijn.

  • Val je steeds terug in dezelfde patronen?
  • Neem je veel verantwoordelijkheid op je en vind je het moeilijk vindt om nee te zeggen?
  • Kom je maar niet uit een situatie/probleem?
  • Ontbreekt het je aan daadkracht?
  • Je hebt emoties waar geen duidelijke aanleiding voor is?

Als je eens op een andere manier wilt kijken naar  (levens-)vragen, die jou bezig houden dan is de methode van familieopstellingen erg krachtig.

Hoe werken opstellingen?

Tijdens een individuele opstelling werk ik met elementen (vloerankers, poppetjes) in de ruimte of op tafel. Jij brengt jouw vraag in. Ik vraag dieper door naar enkele feiten die mogelijk verband houden. Voor elke persoon tot wie jij je verhoudt in jouw familie, organisatie of thema mag je een figuur of een vloeranker kiezen. Deze figuren worden ook wel representanten genoemd. Vervolgens leg jij ze neer in de ruimte of op tafel zoals dit goed voor je voelt. Door de ruimtelijke afbeelding die je hebt gemaakt wordt duidelijk waar vastgelopen patronen zitten of blokkades liggen. Als begeleider neem ik waar wat het systeem aandraagt en geef ik dat aan je terug.

Innerlijk beeld

Je geeft met het ‘maken’ van de opstelling jouw innerlijk beeld weer. Door jouw representatie van wat er speelt naar buiten te brengen, kijk je er vanuit een ander perspectief naar en kun je het vanuit verschillende invalshoeken waarnemen en daarom helemaal voelen.

De basis van opstellingen

Een (familie)systeem kenmerkt zich door ‘regels’ waar de leden van het systeem zich bewust of onbewust aan houden. Zoals Bert Hellinger  heeft ontdekt zijn systemen onderhevig aan drie natuurwetten. De eerste wet gaat over binding en verbinding: iedereen heeft recht op een plek. De tweede wet gaat over ordening, over de volgorde. De derde wet gaat over de balans tussen geven en nemen.